Tuesday, August 25, 2009
Don't Tell Me
Don’t Tell Me – Madonna
Ik leef het tweede weekend van augustus op eiland-tijd. Mijn lief en ik hebben een huisje gehuurd op het paradijs voor schelpenzoekers: het eiland Sanibel dat langs de enkels van Florida ligt als muizenpoep langs de plinten van een Rotterdamse Chinees - klein en onvermijdelijk. We zijn hier om te getuigen bij de bruiloft van twee vrienden. De aanstaande bruid en ik ontsnappen de klamme deken aan buitenlucht om haar e-mail te doorzoeken op ideeën voor trouwceremonies. Zij start de computer op in de ontvangstruimte van onze accommodatie; ik blader door een kasteelromannetje dat ik heb gevonden in de kleine boekenkast naast het rek met Sanibel-folders. De onervaren directiesecretaresse. Terwijl ik me vaag afvraag hoe bons en typiste elkaar ooit gaan krijgen op het eind (hij is zo veel ouder dan zij, en hun karakters botsen ook nog eens!), dreunt een stem achter me: ‘Bent u de rij voor de computer?’
Mijn ‘Nee, we horen bij elkaar’ ketst af tegen mijn vriendins ‘Bijna klaar, ik probeer al die huwelijksceremonies uit te printen, dan kies ik later wel’. Het gezicht van de man licht op als vuurwerk in een brievenbus. ‘Ach, de jongedame gaat trouwen? Gefeliciteerd! Och och, wat een poppetje ben je! Wat moet u een trotse moeder zijn!’ De uitsmijter is naar mij gericht, een en al brede glimlach. Wat hij terugkrijgt aan uitdrukking op mijn gezicht houdt het ergens tussen een ongelovige giechel (dat méén je niet!), een diepgevroren grimlach (nou moet je uitkijken, vriend!) en een verontruste zenuwtrek (ohmijngodzieikeruitalseenmoeder?!).
De man lijkt mijn emotionele lekkage niet op te merken. Hij roept verrukt: ‘Nou, dat is óók toeval, morgen zijn mijn vrouw en ik vijftien jaar getrouwd! En nog steeds zo gelukkig als een kind in de modder, ha ha!’ Voor ik de kans krijg om bij te komen van mijn afgrijzen en de man ofwel koud te negeren ofwel lauw terug te feliciteren, kraait hij verder: ‘Nou ja, het is voor haar natuurlijk niet altijd even makkelijk, he, een man met een hersentumor. Mijn chemo zit er net op, en hij is nou een stuk kleiner dan die was. Nog ongeveer zo groot als een golfbal. Ik voel me niet ziek ofzo, bij mij doet het meer zoiets van dat ik niet kan inschatten of ik nou boos ben of verdrietig – ook niet bij andere mensen, ha ha! Wie had dat ooit gedacht, een golfbal in je hoofd die je gevoel het bos in stuurt. De dokter zegt dattie precies boven mijn linkeroog zit, hier!’ Hij priemt een wijsvinger naar een plek pal boven zijn rechteroog, lacht zijn brede tanden bloot, en zwijgt.
Amerikanen hebben het netelig talent om willekeurige vreemden te overvallen met persoonlijke informatie, uitgesproken op een achteloos-spontane toon die onmiddellijk zorgt voor een compleet ongemakkelijke situatie – tenminste, wanneer ik die vreemde ben. Hoe ga je om met übervertrouwelijk nieuws van iemand die je nauwelijks kent? Het lastige is, dat de lukrake intimiteit bij nader inzien helemaal niet zo heel spontaan is – en ook niet zo heel persoonlijk. Voor de meeste Amerikanen is je psyche op tafel gooien vergelijkbaar met een weerpraatje, alleen dan over jezelf. Of het nu een monoloog is over iemands medische geschiedenis, of een gedetailleerde weergave van verkeerde keuzes, het is niet de bedoeling dat je er inhoudelijk op reageert. Stel een open vraag en je gezelschap schiet gegarandeerd in de verdediging. Waar bemoei je je eigenlijk mee? Je goedbedoelde poging om alle bedremmeling weg te nemen, slaat keihard dood. Ineens is iederéén ongemakkelijk! In het beste geval worden je vragen genegeerd en sputtert je gezelschap nog wat na over je veel te vrije Oude Wereld-opvoeding. Rare Europeanen en hun erbarmelijke etiquette!
De man lacht nog steeds. Hij wacht duidelijk op een reactie van mijn kant. Ik weet zijn naam niet eens. Wat kan hij hier nou op terug verwachten? Wat je ook doet, geen vragen stellen! spreek ik mezelf streng toe. Ik haal diep adem en ga voor ferm maar nietszeggend. ‘Jemig meneer, een hersentumor, dat is nogal wat!’ Ik wil het liefst met mijn vuurrode hoofd in zee springen. Dit is echt te erg.
– ‘Nou, je haalt me de woorden uit de mond!’ reageert de man gezellig. ‘Ik had natuurlijk een paar jaar geleden al die huidkanker, op mijn rug. De zon hier is moordend, ha ha! Daarom hou ik tegenwoordig altijd mijn overhemd aan, zeker op de boot. Ik ben een echt schipperskind. Heel mijn leven al op het water gezeten. Moeder de vrouw vond het eerst maar niks maar ze kan er nou prima mee overweg. Hebben jullie dames nog plannen om een boot huren op het eiland?’ En zomaar, of het niks is, zitten we niet meer de stress, maar weer lekker in eiland-tijd.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment