Monday, August 3, 2009
American Pie
American Pie – Don McLean
De waterjongen, een kolibrie in spijkerbroek, schiet in en uit zicht. Elke keer dat we ze even neerzetten, doopt hij razendsnel een karaf in onze glazen. De langbenige gastvrouw is klaar om toe te slaan en een aanzienlijke lijst desserts voor te dragen. Maar ze zal toch echt moeten wachten tot we ons hoofdgerecht op hebben. Ze rekt zich lui en omstandig uit; haar nagels schrapen langs de kassa. Elke keer dat iemand in het gezelschap per ongeluk oogcontact maakt, tijgert ze onze kant op om te vragen of alles nog naar wens is. En willen we nu dan misschien dessert? Alles goed, knikken we met monden vol lam, mozzarella, kreeft, artisjokken. Nog lang geen tijd voor toetje. ‘Neem de tijd hoor!’ voert de gastvrouw de druk wat op. Ze lacht, een mond vol tanden, en verdwijnt op hoge poten weer uit beeld. De hoofdober libelt doelloos van onze tafel naar de deur en terug. Hij scheert in een geroutineerde boog langs de bordenafruimer. Die opereert vanuit de schaduw. Na elke greep richting een bord of schaal waarvan hij vindt dat we ermee klaar zijn, versmelt hij ongezien weer met het duister rondom. In een reeks korte, uitgekiende aanvallen verdwijnt het ene bord na het andere, sneller dan we tussenbeide kunnen komen, van tafel.
Uit eten gaan in New York is ongeveer net zo ontspannen als ’s-nachts verdwalen in het oerwoud. Hoe avontuurlijk ook, het heeft hoegenaamd niets te maken met een lang-lome avond vol goed eten, drinken en gezelschap – een tevreden glimlachende eigenaar die langzaam het licht en de muziek dimt en een zoveelste fles wijn ontkurkt terwijl de uren voorbij glijden. New Yorkers doen niet aan langzaam eten. Ze brengen gemiddeld 48 minuten per keer in een eetgelegenheid door. En dan gaat het niet over fast food ketens, maar over echte restaurants. Waar je welkom wordt geheten door een hoofdober, uitgenodigd om te komen zitten en genieten van een zorgvuldig bereide maaltijd, gepresenteerd door een trotse kok.
Tussen het moment dat gasten aanschuiven en het moment dat ze hun creditcard trekken om te betalen, zit amper een halve voetbalwedstrijd. In die tijd zorgen personeel en gasten er met vereende krachten voor dat voor-, hoofd- en nagerechten niet alleen gekozen, maar ook klaargemaakt, opgediend en opgegeten en weer afgeruimd zijn, met een fles wijn erbij en genoeg tijd over om een goed gesprek af te ronden bij de koffie na. (Interessant genoeg is dat ongeveer net zo veel tijd als een willekeurige Nederlandse ober nodig heeft om op te merken dat je er bent.)
Er is ongenadig veel goed eten te vinden in New York. Waarom nemen New Yorkers niet meer tijd om rustig te dineren? Het is op zijn minst opmerkelijk dat een stad met zo veel Latijns-Amerikanen, Italianen en Spanjaarden – toch niet kinderachtig qua marathon-eetsessies – zich, als het op eten aankomt, enkel lijkt te richten op gejaagde eters. En, erger nog, dat restaurants op hun beurt eters opjagen die rustig en ongestoord willen eten.
We gluren van onder onze wenkbrauwen naar elkaar, bestek stevig in onze vuisten. Het lijkt wel of het warmer is geworden binnen. Heeft iemand de airco uitgezet? En wat was dat voor schaduw die daar bewoog in de hoek? Ik kauw behoedzaam op mijn laatste stuk kreeftenstaartvlees, een oog op de kleine pootjes die ik voor het laatst heb bewaard. Dan duikt vanuit het niets de afruimer op. Zijn uitgestoken arm schiet naar mijn bord. Instinctief gooi ik mijn lichaam tussen bordenman en voedsel en tot ons beider afgrijzen grom ik naar hem. ‘Grrrrrrrrrr!’
Ik kan er niks aan doen. Alle personeel blijft daarna wijselijk op afstand. Op een gegeven moment verdwijnt de gastvrouw naar een hoek van het restaurant, waarvandaan ze in steeds kleiner wordende circels onze tafel besluipt. Ze blijft laag en benedenwinds, zodat we haar niet opmerken. Twee meter, een halve meter… dan mikt ze de rekening op onze tafel en springt weer naar achteren. ‘Geweldig dat jullie er waren – kom vooral nog eens terug!’ spint ze. Geen tweede fles wijn voor ons. Geen toetje. Ook geen koffie. We zijn nu meer dan een uur binnen en het is mooi geweest. Onderaan de rekening, naast de fooi-suggestie, is met pen een lachend gezichtje getekend. We kijken op. Alle lichten zijn aan. De muziek is uit. Het personeel kijkt hongerig naar de deur. De hoofdober zoemt alweer een nieuwe groep gasten naar onze tafel. Het belooft wederom een heel vroege avond te worden in het asfaltoerwoud.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment