Thursday, November 5, 2009

The Piano Has Been Drinking


The Piano Has Been Drinking – Tom Waits

'Nou, wat vinjij van de oorlog?' komt de man links van me uit het niks. Het is kwart over tien op een dinsdagavond, in een wijnbar bij ons om de hoek. Het is binnen zo goed als uitgestorven. Dat is raar, zelfs voor een doordeweekse avond. De afwezigheid van drinkers heeft misschien te maken met het feit dat de New York Yankees zich voor het eerst in negen jaar weer een plek in de World Series hebben bevochten – en dit is een van de weinige cafés in de buurt zonder plat of ander tv-scherm. (De ‘World Series’, voor de mensen thuis, is de nogal megalomane aanduiding voor een louter Amerikaans honkbal-fenomeen.)
De man naast me is heel, heel erg dronken. Hij is het type gast dat ook in het buitenland koppig Engels blijft praten; in het geval de lokale barman/hotel manager/masseuse niet begrijpt wat hij zegt, zegt hij het gewoon nog een keer in het Engels, maar dan een tandje harder, vol vertrouwen dat meer volume het beste middel is om taalbarrières te slechten. De man en ik hebben het over politiek gehad – of liever: de man heeft zijn ongezouten mening gegeven over het huidige verval van de Amerikaanse Droom, en ik heb hem aangehoord. Hij zegt dingen als: 'Die verdomde Democraten helpen dit land naar zijn mallemoer!', en: 'Ik ga toch verdomme geen gezondheidszorg betalen voor een stelletje verdomde landlopers!' Hij is het type gast dat nog geen zonsondergang vertrouwt. 'Veels te rood, als je het mij vraagt.' Het afgelopen kwartier heeft hij glazig in zijn glas bier gestaard – ik ging ervan uit dat hij vergeten was dat we in een gesprek zaten. Maar nee.

'WAT! VIND! JIJ! VAN! DE! OORLOG!' herhaalt de man met windkracht tien. Hij morst zijn bier in een poging om zich van zijn kruk omhoog te hijsen en een halve draai te maken, zodat hij me kan aankijken. Het kost hem al zijn concentratie om zijn gewicht te verdelen en zijn balans te houden. Welke oorlog? denk ik. Vraag aan een willekeurige Nederlander wat hij van ‘de oorlog’ vindt en je krijgt ofwel een geromantiseerd heldenverhaal van een verzetsopa in de Tweede Wereldoorlog (die wat Nederland betreft netjes kan worden samengevat als vijf dagen fietsen gooien, waarna we onder de voet werden gelopen door Duitse efficiëntie), ofwel een vaag ongemakkelijke anekdote over de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog in voormalig Joegoslavië (die wat Nederland betreft netjes kan worden samengevat als een donkere dag voor de militaire bureaucratie). Onze dienstplicht (of preciezer: de opkomstplicht) is afgeschaft in 1997; elke soldaat die sinds Joegoslavië is uitgezonden naar een internationale brandhaard, is een professionele krijger die zich vrijwillig heeft aangemeld. Tenzij Prins Woef van België besluit om Nederland te annexeren, zal er nooit meer een 18-jarige worden opgeroepen om te sterven voor het Vaderland.

De oorlogsgeschiedenis van Nederland steekt wat bleek af tegen die van Amerika. Het land heeft 47 keer de oorlog verklaard sinds de Britse kolonisten onderling hun Onafhankelijkheidsoorlog uitvochten. Onder die 47 krachtmetingen zijn er precies 2 geweest waarbij een buitenlandse mogendheid ongeoorloofd min of meer Amerikaans terrein betrad: de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog van 1846-1848 en de Oorlog van 1812 tegen het Britse Rijk. Op een eerste verkenningstocht naar Korea na (in 1871) waren de overige 25 conflicten in de 18e eeuw allemaal burgerlijk: van de Burgeroorlog tot de talloze oorlogen tegen Amerikaanse Indianen. Sinds de 20e eeuw heeft Amerika 19 keer de oorlog verklaard en uitgevochten: geen enkele van die conflicten heeft binnen de landsgrenzen plaatsgevonden. Dat zijn 110 jaar aan veldslagen in andere mensen hun land, voor andere mensen hun vrijheid.

'Je weet toch, onze jongens in Af-gha-ni-stan?' verduidelijkt de man. Wat vind ik daarvan? Ik zeg tegen de man dat ik eigenlijk maar weinig weet van oorlog. 'Dat dacht ik verdomme ook!' zegt de man. 'Als wij er niet waren geweest, dan hadden jullie verdomme allemaal Duits gesproken!' Ik probeer me te herinneren wanneer ik dat voor het laatst echt iemand heb horen zeggen, hardop. Mijn geheugen laat me in de steek. Desalniettemin wil ik de man graag laten weten dat Nederland, en Europa, en ik ook, nog steeds hartstikke dankbaar zijn dat de Amerikanen ons 63 jaar geleden hebben gered uit de taalkundige klauwen van nazi-Duitsland. Ik ben godbetert met een Canadees getrouwd! wil ik hem vertellen. Als dat geen dankbaarheid is! Maar de man is alweer teruggezakt op zijn kruk en staart peinzend naar zijn bier. 'Mijn neef zit er nu', zegt hij uiteindelijk. 'Vechten voor de verdomde vrede.'
Met 19 overzeese oorlogen in de afgelopen 100 jaar wordt in Amerika zomaar elke vijf jaar een oorlogsveteraan geboren – en dan hou ik nog geen rekening met het feit dat de meeste oorlogen langer duren dan een jaar, en dus meer dan één rondje dienstplichtigen opeten. De lijst is eindeloos. De opa van deze gast heeft in de Tweede Wereldoorlog gevochten; zijn vader waarschijnlijk in Korea, een of twee ooms in Vietnam. De man zelf kan zijn opgeroepen voor de Contra-Oorlog in El Salvador begin jaren ’80. Zijn jongere broer heeft wellicht een bijdrage geleverd aan de Golfoorlog, zijn zoon misschien aan Somalië of Joegoslavië, en nu wordt zijn neef afwisselend doodverveeld en doodgeschrokken in de Oorlog Tegen Terrorisme. De 'Mijn opa verstopte altijd zijn varkens als de Duitsers kwamen'-repliek die ik in gedachten had, lijkt ineens wat mager, evenals een luchtig 'Joh! Wat een toeval! Wij hebben óók een paar jongens in Afghanistan!'

Ik bedenk hoe raar het moet zijn, opgroeien in een land waar de oorlogsveteranen eeuwig 19 blijven, omdat ze elk jaar ververst worden. Hoe herdenk je de oorlog als de oorlog maar door blijft gaan? Hoe eer je dode soldaten als de stapel steeds groter wordt? Aan de andere kant, Amerika heeft een nogal eigenaardige manier van laatste eer bewijzen: ter nagedachtenis aan de slachtoffers van 9/11 hebben ze een oorlogsschip gebouwd met het staal dat geborgen is uit de as van het World Trade Center. 'Op 21 september 2001 brachten onze vijanden hun strijd naar New York… De USS New York brengt vanaf nu de strijd naar onze vijanden, tot in de verre toekomst', belooft de website gezellig. Ik deel mijn gedachten met de man. Ik weet zelf ook niet zeker wat ik ermee wil zeggen, maar het schiet de man in elk geval helemaal in het verkeerde keelgat.
'Verdomme!' schreeuwt hij, zijn stem slaat ervan over. 'Verdomme! Als het je hier verdomme niet bevalt, dan rot je toch gewoon lekker op naar je eigen verdomde land!' Hij slaat zijn glas bijna stuk op de bar. Tom Waits zonder de poëzie. Ho es even, wil ik zeggen, wat heeft dát er nou mee te maken?, en Hey meneertje, wat is dat nou voor fopargument! Eens zien of dat standhoudt voor de kleuterrechtbank! Maar het enige waar ik de ballen voor heb is een nogal lullig 'Nou, dat is óók niet aardig!'
De man kijkt me verschrikt aan, de hulpeloze blik van een dronkaard die al rokend in slaap is gevallen en nu wakker wordt met zijn haar in brand. 'Het—Het spijt me, man', zegt hij. 'Ik bedoelde het niet zo onbeleefd.' Zijn bloeddoorlopen ogen vullen zich langzaam met water. Tijd om naar huis te gaan.

No comments:

Post a Comment