Monday, May 24, 2010

Mr Pleasant


Mr. Pleasant – The Kinks

‘Dat is geen bloed mevrouw! Ik zeg het u meneer, dat is geen bloed!’ de kleine Indiër gebaart of zijn leven ervan afhangt. Hij probeert ons ervan te overtuigen dat de roest-rode vlekken die we zojuist hebben ontdekt in de beddelakens van zijn Pleasantville motelkamer niet van mens of dier afkomstig zijn, maar veeleer het wat ongelukkig ogend maar juist heel hygiënisch neveneffect van de uitbundige wasbeurten waaraan hij zijn lakens dagelijks onderwerpt. Hoewel wij zelf tot dan toe het woord ‘bloed’ nog niet in de mond hebben genomen in bijzijn van de Indiër, was het – eerlijk is eerlijk – het eerste dat ons allebei te binnen schoot toen we de lakens opensloegen. Nou ja, ik was nog steeds aan het bijkomen van de honderden donzige haartjes (‘Hey, volgens mij heeft iemand een klein huisdiertje geschoren in dit bed,’ merkte mijn lief Scot op) die om aandacht vroegen toen we voor het eerst onder de dekens keken.

De weg naar Pleasantville, New Jersey biedt de perfecte vluchthaven voor wie volledig is uitgekauwd en opgeboerd door nabijgelegen Atlantic City. Atlantic City is de gokhoofdstad van de Oostkust – denk Leaving Las Vegas, maar dan zonder die betoverende schone schijn. Ons motel is het type plek waar je warm wordt onthaald wanneer je alles wat je ooit liefhad, bent kwijtgeraakt in dat ene onzalige potje craps. Het is de perfecte steen om onder weg te kruipen wanneer je niet naar huis wilt, of kunt, simpelweg omdat je je autosleutels hebt vergokt in een poging om je hypotheek terug te winnen. Ons motel is de plek waar je aanspoelt als je door de plee bent getrokken. Erger: waarschijnlijk denkt iedereen die hier platzak terechtkomt dat hij niet beter verdient dan deze plek. Het haar en bloed op de lakens zijn dan niet meer dan een kleine herinnering aan wat je nog aan menselijkheid rest. Ik vermoed dat de Indiër die het motel runt weinig klachten krijgt.

Maar ja, wij zijn toevallig blij en rijk, en gezond bovendien, en – ondanks onze zin voor avontuur op deze weekendtrip naar Maryland op zoek naar gestoomde krab (geen craps) – we verwachten een basisniveau aan hygiëne, zelfs in een motel van 40 dollar per nacht. Het motel adverteert met gratis HBO op tv; we gaan er eigenlijk voetstoots van uit dat een televisiekanaal waar gevloekt mag worden nog altijd ná schone lakens komt. Natuurlijk hebben we als we de oprit oprijden nog geen idee dat dit motel elke vorm van proper vierkant in het gezicht uitlacht. We komen er ook niet achter als we de kamer binnenlopen, vooral omdat het grote licht het niet doet. Tuurlijk bespeuren we de weeïge hint van natte, visverpakte krant in de lucht, maar die schrijven we als altijd toe aan New Jersey – daar ruikt het nou eenmaal raar.
We merken pas dat er iets niet helemaal in orde is wanneer Scot op de tast langs de muren de lichtknop zoekt van het nachtlampje en opmerkt dat de muren vreemd zanderig aanvoelen; op zijn vingers blijft een stroperig filmpje achter, meldt hij.

Het licht in de badkamer werkt wel. In het morsig schijnsel doemt een beeld van de kamer op. We staan in de overblijfselen van wat ooit een pervers hobbyproject moet zijn geweest van de liefdesbaby van een suïcidale loodgieter en een sadistische interieuradviseur, die na een zware overstroming en één blik op de waterschade de boel de boel heeft gelaten. Zwartgeblakerde stopcontacten lijken in een woedeaanval uit alle vier de muren getrokken, enkel nog door navelstrengen van onbeschermde bedrading verbonden met een klam netwerk dat diep verborgen ligt achter lagen en lagen opgezwollen behang dat in lange vellen loslaat langs de muren.



De muren veren letterlijk mee als je ze aanraakt – er zit minstens zes centimeter dik aan behangpapier, de ene laag na de andere tegen de grenzen van de kamer gesmeten. De koelkast en magnetron erbovenop zijn niet aangesloten; de stekkers slingeren doelloos boven het tapijt in een lusteloze jacht op de platjes die ongetwijfeld de tijd van hun leven hebben in de vezels. Iemand heeft eten achtergelaten in de koelkast, in een plastic zak. Scot – immer de wetenschapper – trekt de zak met twee vingers dichterbij voor nader onderzoek, tot de doffe geur die uit het vochtige binnenste weglekt hem ervan overtuigd dat hij bij nader inzien toch eigenlijk niet hoeft te weten wat er in zit.
De airco ziet eruit alsof ze de laatste keer dat iemand probeerde om haar aan de praat te krijgen, is onploft. Waarschijnlijk is diegene die de moed had om de poging te wagen, mee-ontploft; alle mogelijkheid tot identificatie moet als natte confetti door de kamer zijn gesproeid, redeneren we – dat verklaart het ondefinieerbare patroon aan vlekken tegen het plafond. De tv werkt. Soort van. Veel sneeuw. Geen HBO.

In het grote geheel der gevaren voor de gezondheid zijn de geen-bloedvlekken en het haar waarschijnlijk de minste van onze zorgen, maar we beslissen dat ze een mooi uitgangspunt vormen om de Indiër om een nieuwe kamer te vragen. Ik word erop uit gestuurd om ons te laten overplaatsen.

‘Hallo!’ kraait de kleine Indiër in het kantoortje als hij me ziet. Hij doet geen moeite om de nattige kruimels van wat hij ook aan het eten is, van zijn trui te vegen. Hij lacht zijn natte-kruimeltanden bloot. ‘Heeft u besloten om alsnog voor 10 dollar een afstandbediening te nemen?’ Nee, leg ik uit, we willen graag een andere kamer. De man lijkt volledig van zijn stuk gebracht door mijn verzoek. ‘Hoe bedoelt u?’ kermt hij, zijn handen al halverwege de hemel.
Ik vertel hem over de vlekken en het haar in de lakens. ‘Nee, nee, nee, mevrouw, onze kamers zijn heel erg schoon,’ verzekert de man me. Ik wijs hem erop dat we al in de kamer zijn geweest en dat het daar zeer zeker niet schoon is. ‘U heeft het zeer zeker mis. Onze kamers zijn altijd schoon,’ houdt de man vol. Ik vertel hem over de waterschade en de losgetrokken stopcontacten en de algehele stroperigheid van de dingen. De brede lach van de man verandert inmiddels in een blik van zware teleurstelling en belediging.
- ‘I kan u niet geloven. U bent een erg vreemd persoon. Ik wens dit met eigen ogen te zien,’ poeiert hij mijn opsomming af, en stormt het kantoortje uit om de kamer te inspecteren waar Scot intussen uit alle macht probeert om tegelijkertijd zo ver mogelijk bij alle muren en het plafond uit de buurt te blijven – een kwetsbare positie die in de verte doet denken aan een magneet in een spanningsveld, tegelijkertijd afgestoten van en aangetrokken tot een zeer onstabiel centrum.

‘Kijk!’ vertellen we de man. We attenderen hem op de haartjes.
- ‘Waar heeft u het over? Ik zie niks.’
- ‘Kijk dan, daarzo! Op de lakens!’
- ‘Ik zie helemaal niets verkeerds,’ houdt de man vol.
- ‘Serieus, kijk dan toch!’ We wijzen naar de gaten in de muren, en de aanzwellende massa gruizig behang. De man raakt intussen licht geprikkeld. ‘Wat probeert u mij te vertellen? Dat mijn kamers niet schoon zijn? Mijn kamers zijn altijd zeer, zeer schoon!’ We besluiten hem de vlekken te laten zien. De man reageert als door een wesp gestoken. Terwijl hij ons om de oren slaat met zijn deze-was-ziet-er-alleen-maar-zo-vies-uit-omdat-hij-zo-schoon-is-verdediging, staat hij te stuiteren van verontwaardiging. Hij gebaart zo driftig dat we bang zijn dat hij zichzelf elk moment de nacht in kan propelleren – of richting het plafond om daar de vlekken die we nog niet hadden genoemd van dichtbij te bekijken. Maar nee. Als hij merkt dat we niet onder de indruk zijn van zijn verhaal, richt hij zijn maaiende armen op Scot en dirigeert hem naar een kant van het bed. ‘Nou vooruit dan maar. Ik geef u een andere kamer. Maar alleen voor deze ene keer. En u helpt me het bed opnieuw op te maken.’

Scot staart naar mij, dan naar de man. Meent hij dat serieus? ‘Alstublieft, neem het laken in uw linkerhand en trek het recht naar de hoek, alstublieft,’ zegt de man; zelf stopt hij het bevlekte laken aan zijn kant van het bed alvast keurig in, met haar en al. We zijn allebei te overrompeld om er iets van te zeggen; al wat we kunnen doen, is meewerken. ‘Nee, nee, nee, meneer, niet zo!’ instrueert de man Scot. ‘U moet zorgvuldiger zijn. Trek het laken precies tot aan… Dat is al beter… En nu hetzelfde met de deken… Nu vouwen we het uiteinde precies 5 centimeter terug. Let u intussen wel goed op?’ De man draait zich naar mij. Reken maar dat ik oplet. Ik sta vastgenageld. ‘Ha ha, let maar goed op mevrouw, dan kunt u thuis het bed voor uw man opmaken,’ grinnikt de kleine man voordat hij zich met hernieuwde energie op het stoffige bedovertrek stort. ‘Het is zeer belangrijk om een bed goed op te maken. Meneer!’ Hij richt zich weer tot Scot. ‘Wat doet u nu? Help me om dit recht te krijgen! Daar aan trekken! Die hoek instoppen! En raap dat kussen op!’

Vijf minuten en een volmaakt opnieuw opgemaakt – en nog steeds net zo smerig als dat we het aantroffen – bed later, drentelen we naar onze tweede kamer van de avond. Een snelle inspectie leert dat deze in iets minder verregaande staat van ontbinding verkeert dan de eerste kamer. De lakens zijn schoon. Vooruit dan maar. Hoe zit het met de beloofde HBO? vragen we de man voordat hij de deur uit kan stormen. ‘Ja, natuurlijk hebben we HBO! Het zit op kanaal 3!’ Onze gastheer heeft het duidelijk met onze belachelijke eisen gehad. Ik zet de tv aan; de zender springt naar 47. ‘Een voor een de kanalen naar beneden drukken tot u bij 3 bent! Niet zo snel! Niet zo snel!’ zegt de man gejaagd. Wanneer ik, twee minuten na een oneindigheid, bij kanaal 4 terechtkom, verspringt de zender rechtstreeks naar 2. ‘Ziet u?’ Ik kan het niet helpen. ‘Geen HBO.’ Met zichtbare tegenzin trekt de man een afstandsbediening tevoorschijn. ‘U daar, druk op de aanknop van de tv. Blijven drukken! En draai aan de knop achter u, op de muur. Nu!’ Terwijl ik druk en draai, toetst de man 0-3 in op de afstandsbediening en houdt de knop net zolang ingedrukt tot, uit het niets, een zender op het scherm verschijnt. Het kan alles zijn – het zou zelfs zomaar eens HBO kunnen zijn. Als we tien minuten later van zender wisselen, vinden we het kanaal niet meer terug.

Voor nu weet de man op zeker dat we tevreden moeten zijn. ‘Wel, goedenacht.’
- ‘Wacht!’ roepen we hem na. ‘Er lag nog eten in de koelkast in de andere kamer, misschien kunt u…’
- ‘Natuurlijk. U bent zeer welkom om het naar uw nieuwe kamer over te brengen,’ zegt hij en loopt de deur uit, onverslagen. De bank wint altijd.

No comments:

Post a Comment