Friday, October 9, 2009
Dear Doctor
Dear Doctor – The Rolling Stones
Instant misselijk. Zweten. God, wat kan ik ineens zweten. Water in mijn mond. Ik moet over mijn nek, zoveel is zeker. Ik durf alleen niet te bewegen, laat staan dubbelklappen. Tussen mij en een louterend rondje spuitkots staat een metalen peilstift die, zo voelt het, mijn frontaalkwab probeert lek te steken via mijn rechteroor. De dokter aan het andere einde van de staaf doet zijn best – óók zweet op het voorhoofd – om een goeie zomer aan vastgekoekt oorsmeer uit mijn hoofd te schrapen. Zijn assistente, een benauwd propje vers van de opleidng, houdt een nogal onhandig ogende jaren '80 bureaulamp omhoog richting mijn rechterlel, haar ogen dichtgeknepen tegen het felle licht. Of misschien probeert ze haar onschuld te beschermen tegen de klont troep die de dokter met grimmige vastberadenheid uit mijn oorgang aan het peuren is – brein en al, als het moet. Ik druk mijn nagels hard in mijn handpalmen en blijf zo stil mogelijk zitten – piepend als een vers gewassen varkentje, dat dan weer wel.
Uit de pak 'm beet 30.085 artsen in New York City (zegt NYC.com) heb ik er een gevonden bij ons om de hoek, op West 97th Street. Of eigenlijk twee: een reguliere huisarts en een maagdokter die hun praktijk delen. Je kunt er gewoon heen, inloopspreekuur is heel de dag, belooft de dame aan de telefoon. In gezonde familietraditie heb ik gewacht met gaan tot de mensen om me heen mijn klaagzang ('Ja echt, het gaat alweer stukken beter – Nee niet aankomen!! Ben je gek?!') niet langer konden aanhoren. De druppel is het moment dat ik hardop verzucht dat het al drie weken naar Franse kaas ruikt in huis – waarop mijn lief me er fijntjes (en op afstand) op wijst dat ik de enige ben die overal camembert ruikt als ze rechtsom draait en of ik al overwogen had dat die geur uit mijn eigen hoofd komt misschien? Er is geen ontkennen aan: ik heb een kaas-oor en het ziet er niet naar uit dat het vanzelf weer overwaait. Naar de dokter dus.
In de wachtkamer van de praktijk zit vier rijen dik aan lauw ruikende patiënten, die zachtjes kreunen of in druk Spaans verklaren waarom ze toch echt nu de dokter moeten zien – maakt niet uit welke van de twee. De baliedames hebben alles uitstekend onder controle, op de onbeheerste huilbui na van de linker, een prachtige ruïne van een vrouw. Tussen het vriendelijk doch beslist terug dirigeren van patiënten naar hun zitplek en het kopiëren van identiteitsbewijzen, lekken de tranen naamloos uit haar gegroefd gezicht. Wanneer de telefoon gaat, spreekt ze zichzelf streng toe in het Spaans, haalt haar neus op en roept iets te ferm in de hoorn: 'Huisartsenpraktijk X en Y, kan ik u helpen!' Ze luistert even, antwoordt kort in het Spaans en soms ook in het Engels, hangt op en begraaft haar betraand gezicht weer in haar mollige handen.
Dan kijkt ze op, zucht diep en roept mijn naam. Of ik verzekerd ben? Ja natuurlijk, knik ik vol vertrouwen en zwiep mijn Nederlandse Achmea World Health Insurance Card tevoorschijn. De mevrouw en ik kijken allebei eventjes hoopvol naar de plastic kaart, alsof die elk moment kan transformeren in een exotische arts die mij als een wonder van mijn kaas-oor verlost en haar wegvoert, ver uit haar tranendal, naar een plek waar alles goed is en mooi en dik verzekerd. Helaas. De mevrouw zucht nog eens, glimlacht dan en zegt: 'Heb je misschien nog een ander kaartje?' Nog niet, begin ik dapper, maar zodra ik officieel geregistreerd sta als echtgenote mag ik mee op mijn liefs verzekering. Dat betekent dat ik nu dus feitelijk niet verzekerd ben in Amerika? Tja. Word ik nou zonder slag of stoot weggezet in de rij van 46,3 miljoen Amerikanen zonder enige vorm van ziektekostenverzekering (cijfers U.S. Census Bureau, 2008)? 'Weet je wat, lieverd', lost de mevrouw een naderende wel-of-niet-verzekerd-discussie op, 'ik maak alvast een kopietje van je paspoort voor in ons systeem, en dan kun je nu voor 110 dollar op consult. Dat geld vraag je later gewoon weer terug.' Zo geschiedt.
En daar zit ik dan, compleet reddeloos. Zonder te kotsen of te bewegen want dan trekt deze dokter mijn gevoel voor humor zonder pardon via mijn oor de wijde wereld in. De behandelkamer duwt tegen mijn ooghoeken: wonderlijke, want allemaal precies even scheef hangende schilderijen aan de muur (huilende zigeunerjongen, vergezicht op zee, stilleven) met een laagje stof op de schuine lijsten. Stapels papier op het bureau, de vloer, de raamkozijnen, de volle boekenkast, de ontelbare keren opgelapte gestoffeerde leunstoel.
Op een wastafel met vastbesloten vetlaag staat de glazen pot met metalen instrumenten waar de dokter twee minuten eerder, met hulp van zijn pen, de staaf uit viste die nu in mijn oor gepropt zit. Op een laag tafeltje bij de deur een set zonnige familiefoto's: de dokter gearmd met twee gelukkig ogende jonge mannen, een klein meisje op een schommel. Geen handschoen te bekennen. Ook geen goeie onderzoekslamp – vandaar de assistente. Naast me ligt het voorbeeld-oor dat de dokter heeft gebruikt om me uit te leggen wat hij van plan was. 'Iek denk u heeft een zure-bommen-infeksie, si, en plus ook een kewone oorinfeksie', verklaart hij na een vleug van mijn kaas-oor. 'Iek zal ierst die prop uit ‘et oor ‘alen, si, en dan wij kijken verder. Ik ‘erken die odeur, ha ha, si, diet is die klassieke odeur van zure-bommen-bacterie!'
Dat was tien minuten geleden. Intussen heeft de dokter zich met zijn ene been schrap gezet tegen de onderzoekstafel; zijn vrije hand zet zich af tegen mijn oor terwijl hij rondwroet in mijn diepste gedachten. Dan, in een gruwelijk smakkend plorp-geluid, trekt hij zijn arm naar achteren. Hij struikelt bijna, grijpt zijn verbouwereerde assistente bij haar hoofd om zijn balans te vinden, ademt opgelucht uit in mijn oor en zegt: 'Ziezou! Dat ies deel één!' Nog eens tien minuten en een duizelingwekkende oorspoelsessie later, sta ik weer op de gang met een recept voor antibiotica en oordruppels tegen mijn oorinfectie en de bijkomende Pseudomonas-bacterie, en een terugkomafspraak voor over tien dagen. Achter de gesloten deur ligt mijn innerlijke schoonheid in een schaal: een kaal, stinkend klontje geel en geronnen rood. Mooi is dat.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment