Tuesday, July 13, 2010

They Shoot Horses, Don’t They?


They Shoot Horses, Don’t They? – Racing Cars

Bekijk hier de reportage!

‘Heuj? Dat is toch echt een belediging, heuj.’ Stonden we op een willekeurige andere plek op aarde, dan had ik op zeker gedacht dat de man tegenover me aan de bar een grap maakte – maar we staan in Arvada, Wyoming en deze gast is erg serieus.

Wyoming is de meest macho van alle macho staten. Berucht om zijn abrupte weersveranderingen – kneiterheet en zonnig het ene moment; hozende regen- en hagelbuien het volgende – dus ik had me ingesteld op een fijne reeks regenbogen. Maar Wyoming doet niet aan regenbogen. Regenbogen zijn voor mietjes. Voetbal en democraten zijn ook voor mietjes, en groente is het mieterigst van alles, behalve wanneer oogst. Wyoming is voor Marlboro-mannen. De mensen hier rijden paard, vangen stieren met een lasso en dan gaan ze terug naar de boerderij om grote lappen zelfgeslachte koe op de barbecue te gooien. Ze zeggen dingen als ‘Kumpdurgluutuut?’ en ‘Daweutikwa, knoejut’.
Om je een idee te geven van waar ik ben: het vliegtuigje dat pendelt tussen Denver, Colorado en Sheridan, Wyoming (een goed anderhalf uur rijden bij Arvada vandaan) is zo klein dat de voltallige bevolking van Arvada (25 hoofden) er nauwelijks in past. Het is zo klein dat de steward/copiloot ons aanhoudt als we gebukt door het midden naar onze stoelen schuifelen: ‘Maak het je nog maar even niet gemakkelijk, mensen. We moeten waarschijnlijk nog een rondje schuiven, heuj.’ Waarmee hij bedoelt dat ons gezamenlijk gewicht gelijk verdeeld moet worden over de linker- en de rechterkant van het toestel, zodat we niet omvallen midden in de lucht. Ik sta in Arvada, Nergenshuizen, Amerika.



Zojuist, in de lokale kroeg van Arvada, heb ik goedgeluimd cowboys vergeleken met ballerina’s, en op dit moment word ik neergestaard door Bubba, een goeie 250 pond aan geweldenaar die daar de lol niet van inziet.
De hoed, de beenkappen, de sporen, de snor, de sigaret en het goedkope bier; Bubba heeft ze allemaal. Tenzij deze man in een vorig leven deel uitmaakte van de Village People, sta ik oog in oog met een cowboy – een echte. De snor zou het zonder meer goed doen in bepaalde Newyorkse milieus. Maar zoals gezegd, we zijn niet meer in New York – en dit kon zomaar eens slecht aflopen.

Hoe ben ik hier ooit terechtgekomen? Flarden van de afgelopen dagen nevelen door mijn hoofd. Mijn Duitse vriendin Silke, cameraman André en ik hebben mogen ruiken aan de Cowboy Manier Van Leven in Arvada’s Powder River Ranch Cowboy School voor een van Silke’s cultuurreportages in opdracht van RTL Television. Silke en André zijn aan het werk; ik mocht als vrolijke spuit elf met ze mee. Op een paard zitten en koeien vangen. Hoe moeilijk kan het zijn?

Tot nu toe hebben Cowboy Bob en zijn vrouw Betty ons met een bijna schandalige portie geduld en beheersing laten zien hoe je paarden bestuurt. Dat is nog een stuk lastiger dan toekijken hoe Cowboy Bob het doet. ‘Als het goed is, heuj, hoef je niet te schreeuwen, of je zweep te gebruiken om een paard te laten doen wat je wilt. Je wil dat het paard met je meewerkt. Als het goed is, bouw je een relatie op met je paard, heuj – je haalt hem binnen.’ Bob is de Obi-Wan Kenobi van de rijkunst. ‘Je moet het paard bestuderen om hem te begrijpen; als je je paard begrijpt, kun je met hem communiceren. Gebruik je lichaamstaal. Als je het goed doet, is paardrijden als dansen, heuj, je gaat in elkaar op – als je weet hoe je moet leiden, dansen jullie samen door het land in hetzelfde ritme.’ Bob spreekt vloeiend paard. In antwoord op zijn lichaamstaal en minimale gebaren doet het paard precies wat hij wil, wanneer hij het wil. ‘Je moet duidelijk zijn, heuj. Dat is het belangrijkste. Als jij gemengde signalen afgeeft, weet het paard niet wat hij moet doen en daar wordt hij zenuwachtig van. Geef het paard de enkelvoudige energie van wat je wil dat hij doet, en dan doet hij het zonder morren.’ De Kracht Van Het Paard Zij Met Je.



Silke pikt het idee snel op. Toegegeven, Silke is nogal een gebiedende verschijning. Ze weet precies wat ze wil, en krijgt meestal ook precies wat ze wil. Binnen de kortste tijd dirigeert ze Ring, haar paard, door de omheinde arena. ‘Und Links! Rechts! Gerade aus! Goed zo jongen!’ roept ze – camera in de ene hand, Duits bevlagde vuvuzela in de andere – en daar gaat het paard, net zo lang de arena rond tot Silke een stapje terug doet en het met een hand wenkt. Zoals Bob heeft voorspeld, stopt het paard onmiddellijk keurig en loopt gehoorzaam naar haar toe.

Ik ben iets minder imponerend, geloof ik. Ik heb de neiging om heel vaak niet precies te weten wat ik wil. Ik bedoel, ik vind een heleboel verschillende dingen leuk. Ik ben niet zo van de één mening tegelijk. Altijd ambivalent. Ik ben tenslotte filosoof! Helaas vertaalt mijn geen-baan-in-te-vinden-diploma zich in paards naar complete totaalverwarring. Op de eerste dag van cowboyschool probeer ik mijn paard Uno tegelijkertijd alle windstreken op te sturen, met als enig resultaat dat hij er al snel genoeg van heeft en besluit om beter zijn eigen instinct te volgen dan mijn halfslachtige orders.
‘Heuj, het paard mag je graag, maar hij respecteert je voor geen meter,’ sympathiseert Betty. Dat geloof ik graag. Ik heb me het afgelopen half uur in het zweet gewerkt in een poging Uno op afstand te besturen – vanaf de grond, aan de andere kant van een teugel. Ik wil dat het paard naar rechts draait en een rondje rent door de arena, maar tot nu toe komt hij alleen maar op een sukkeldrafje naar me toe om vol genegenheid zijn snuit in mijn bh te begraven en lekker uit te blazen. De 750 kilo aan paardenvlees die met zijn fluwelige snuit worden meegeleverd, leunen zachtjes tegen mijn borsten, en Uno vind het wel best zo.
(Het gaat, dat moet gezegd, al een stuk beter dan vanochtend. Vanochtend zag het paard me nog helemaal niet staan. Cowboy Bob maakte uiteindelijk een eind aan mijn gestumper met een goedbedoeld: ‘Zoals het er nu voor staat, heuj, heeft het paard meer aandacht voor de vliegen op zijn rug dan voor jou.’)

Eerlijk gezegd vind ik dat het helemaal niet zo slecht gaat. Sterker nog: ik vind het óók wel prima zo. Ik heb liever een ongehoorzaam paard dat me mag en negeert dan een volgzaam paard dat me in respectvolle galop van zijn rug gooit.
Stiekem ben ik wel van mezelf onder de indruk: ik vorm zo weinig directe bedreiging voor een kuddedier berucht om zijn alerte nervositeit dat het niet eens echt in de gaten heeft dat ik er ben. Goed, de nieuwe Buffalo Bill ga ik niet worden. Nou en? Ik zou op zeker een super effectieve prairiewolf zijn. Lachende Wolf Decimeert Nietsvermoedende Kudde, stel ik me de krantenkoppen van het Arvada Sufferdje voor. Eens zien hoe je me dan nog mag!

Op de tweede dag van Cowboyschool gaan we op zoek naar de 800 langhoornkoeien die door het eindeloze land glooien, en vinden een deel ervan. Het plan is om ze naar een waterplek in de buurt te drijven. Tegen de tijd dat we het groepje vee hebben gevonden, is Uno in een uitstekende bui; om de twee minuten barst hij uit in een spontane renpartij. Ik klamp zo hard aan de leren riem om het zadel dat ik een goeie kluit angstblaren op mijn witgespannen knokkels heb; mijn dijen zijn rauw. ‘Heuj, het is grappig,’ observeert Cowboy Betty, ‘hoe mensen instinctief verstijven als er gevaar dreigt. Das de adrenaline, heuj. Maar de enige manier om je paard te laten stoppen is compleet ontspannen. Elke keer dat jij je dijen en tenen in zijn flank drukt, en de riem grijpt, heuj, denkt Uno dat je hem vraagt om harder te rennen.’ Mooi is dat. Geef ik een keer een eenduidig signaal af, krijg ik precies het tegenovergestelde van wat ik bedoel. De eerstvolgende keer dat Uno het op zijn heupen krijgt, dwing ik mezelf om te ontspannen. Mijn nogal fantasieloze ‘Whooooaaa’, terwijl ik de leren riem loslaat en zachtjes de teugels aanhaal, doet het wonderwel – het paard zal het worst wezen, maar ondanks mijn gevoel van opgelaten en nep dat ik serieus hardop een cowboygeluid maak, word ik zomaar rustiger van.

Zodra de langhoorns lucht van ons krijgen, spitsen ze hun oren; ze wiegen ongemakkelijk op hun poten in het lange gras, klaar om te rennen. Ze kijken ons niet rechtstreeks aan, maar houden te allen tijde een oog op ons gericht terwijl we langzaam dichterbij komen. De stieren plaatsen zichzelf tussen de koeien en kalveren. Ze vertrouwen ons duidelijk voor geen meter. ‘We willen de kudde niet bang maken, heuj,’ zegt Cowboy Bob (hoewel, zoals hij het zegt klinkt het meer zoiets als ‘De koen moet’n geen engst hen’, heuj’). ‘We willen ze gewoon naar water brengen.’ Dus we moeten heel langzaam en voorzichtig bewegen en niet te veel geluid maken. Dat moet lukken – langzaam en voorzichtig en stil is precies hoe ik me voel. Ik hoef het respect van deze koeien niet te winnen; alles wat ik wil is dat ze me genoeg mogen om mijn arm eierkopje niet te vermalen in klassiek koeiengedrang.



Ik denk aan al deze dingen als we later die avond de Arava bar binnenlopen – André met camera, Silke met vuvuzela en ik met een hopelijk kalmerende glimlach. Als we de deur openduwen, spitsen de zeven dorpelingen aan de bar onmiddellijk hun oren. ‘Hallooo! Wij zijn van Duitse televisie! Jullie dorp is zoooo schattig!’ probeert Silke het ijs plat te walsen – vreemd genoeg niet met gewenst effect. De mannen schuiven ongemakkelijk op hun krukken; ze kijken ons niet rechtstreeks aan, maar houden te allen tijde een oog op ons gericht. De vrouw op rechts gaat zo verzitten dat ze bijna helemaal verdwijnt achter de brede lokale rug van de man naast haar. De barvrouw ziet een mogelijkheid tot verbroedering. Waarom komen mensen naar de kroeg? Om te drinken, redeneert ze. Zelfs buitenlanders. En dus drinken we.

In het uur dat volgt doe ik mijn godgegeven best om zes argwanende cowboys en een wantrouwende vrouw weg los te weken van het idee dat we hier zijn om hun landelijk leven te vernielen met onze grotestadslosbandigheden. ‘Wat moeten jullie hier? En je kunt maar beter eerlijk antwoord geven,’ zegt de cowboy op rechts bij wijze van kennismaking. Ik leg uit hoe ik met beide handen de kans heb gegrepen om een glimp op te vangen van een deel van Amerika dat ik alleen uit de films ken. Ik ben nog nooit in een dorp geweest dat zo klein is als dit, of in een omgeving zo weids. Waar ik vandaan kom is alles klein – de grote steden net zo goed als het platteland. Mijn moeder is opgegroeid op een boerderij, schiet me ineens gespreksstof te binnen; toen ik klein was roerde ik het bloed dat vers de ton in stroomde als mijn oom een varken slachtte in de schuur. Tegen het klonteren. ‘Wat voor soort varkens?’ gromt de man, en: ‘Klunkt als de kleinste boerderie die je ooit hebt gezien.’ Maar ik geloof dat het varkensbloedverhaal zijn knoestig hart langzaam vermurwt – en terecht! En ook als niet: het is hoe dan ook de enige anekdote in mijn repertoire waarmee een cowboy zich misschien zou kunnen vereenzelvigen. Het helpt dat de vrouw – zijn echtgenote, naar blijkt – voorzichtig moet lachen om mijn knullige pogingen tot gesprek. Ze schuchtert langzaam vanachter haar mans rug vandaan om me foto’s te laten zien van haar eerste kleinkind.

We roken sigaretten, binnen, en spugen op de regering (hoewel, als de cowboy het zegt klinkt het meer als regeurng) die zomaar bepaalt dat mensen niet voor zichzelf kunnen beslissen of en waar ze roken of niet. Ergens in het gesprek geeft de man toe dat hij geen geboren en getogen Arvada-naar is. ‘Ik ben verpoot, heuj. Opgegroeid in O-hi-o.’ Hij woont nu 35 jaar in Arvada. Een buitenlander, net als ik. ‘Wij hebben hier heulemaal niks te verbergen, heuj, maar dat betekent nog niet dat oe hier zomaar met oe dure camera’s kunt komen aanzetten en de boel filmen!’ gromt hij.
- ‘Does niet zo lullig, knoejut – hij doet gewoon lullig,’ bevestigt de cowboy aan de andere kant van de bar gezellig de positieve verandering in sfeer. ‘Oe wil maar wat graag met oe lillike kop op tv, daweutikwa, heuj, knoejut.’ Hij tikt tegen zijn hoed en stelt zichzelf voor als Grote Bubba (niet te verwarren met Kleine Bubba, een nogal uitgelopen en goed dronken stalknecht op de kruk naast hem). ‘Ik ben een lassowerper hier,’ zegt Bubba. ‘Dusss, oe hebt rondgehangen bie die lui van de cowboyschool, heuj? Assikut mag vragen, wat hebben de dametjes tot nu toe heulemaal geleerd over cowboys?’

Mijn eerste misser is dat ik ervoor kies om de onverdroten sarcastische ondertoon die aan de snor vasthangt, te negeren. Niks aan de hand, denk ik nog. Ik geef gewoon eerlijk antwoord. In mijn hoofd komen alle dingen samen die ik de afgelopen dagen heb gedaan: de openbaringen van Cowboy Bob over hoe paardrijden net dansen is; Betty’s opmerkingen over spierbeheersing; de spieren in mijn eigen dijen, rauw op plekken waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. Ken je dat, dat gevoel dat beetjes en weetjes van een groter geheel ineens in elkaar klikken, als een autogordel? Dat heb ik nu, op dit moment. Dat gevoel van volle-vaartveiligheid. Ik wijs naar mijn pijnlijke benen – dat ze zien dat ik niet eens rechtop kan staan van de spierpijn – en strek mijn armen uit voor mijn borst, vingertoppen tegen elkaar, in wat in mijn hoofd een universeel grappige combinatie is van cowboy-o-benen en een plié, en zeg: ‘Ik heb geleerd dat cowboys eigenlijk net ballerina’s zijn. Kijk, jullie staan precies hetzelfde!’



Ken je dat, de manier waarop dingen die in je hoofd een groot blok gezond verstand lijken, compleet uit elkaar vallen als je ze eenmaal hebt uitgesproken? Dat heb ik nu, op dit moment. Dat gevoel van zo goed als verongelukt. Iedereen in de bar zwijgt. Ik zie het stugge haar overeind springen in de stompe nekken van de mannen. De vrouw huivert en duikt weg achter een rug. Na een eeuwigheid boort Bubba langzaam zijn blik in de mijne, en zegt: ‘Heuj? Dat is toch echt een belediging, heuj.’ Alle ogen in de bar zijn nu op mij gericht.

Daar sta ik dan, in de Arvada bar in Wyoming, op het punt om te worden vermalen. Ik kijk om me heen en merk voor het eerst de ontelbare opgezette dierenkoppen op, aan de muur van de kroeg – precies als in al die barretjes in de stad, waar trotse foto’s alle beroemdheden tonen die ooit voet binnen hebben gezet, met vaste hand geschoten en aan de muur gehangen. In de Arvada bar zijn exemplaren te vinden van alle mogelijke wildstand die ooit door deze contreien heeft gestruind – met dubbelloops geschoten en aan de muur gehangen. Prairiehond, coyote, dikhoornschaap, poema, hert, langhoorn, eland, bizon en beer kijken allemaal op me neer met de oneindig droevige wijsheid van al wie uit de eerste hand te maken heeft gehad met Cowboy Gramschap. Tijd om engst te hen’. En echt. Er zit maar een ding op.

‘Whooooaa,’ zeg ik. ‘Ik kan het uitleggen.’ Bubba’s pupillen vernauwen terwijl ik me door een nogal haperende versie van Cowboy Bob’s prachtige ruitersfilosofie worstel. Bubba’s snor trilt als hij uiteindelijk zijn keel schraapt. ‘Heuj, ik rie toevallig rodeo op wilde Colts en ik kan oe zeggen dada heul niks te maken het met een of ander mieterig dansje. Wasda, proaten met een peerd? Die peerden luisteren niet noar oe godvergeten kom-mu-ni-kaat-sie. Oe moet zo’n peerd er onder krieg’n voordat die knoejut oe er af bokt. Oe moet de macht hebben, het peerd loaten weten wie de boas is. Oe…’
- ‘Hmm, ik snap wat u bedoelt. Dat klinkt inderdaad niet als een dans. Dat klinkt meer als een huwelijk.’ Ik kan er niks aan doen. Ik zit op volle ramkoers. De rest van de bar is nog steeds stil. Bubba staat half op van zijn kruk, zijn mond open in herinnering aan de kleine ronde ‘o’ van zijn onderbroken verhaal. Heeft hij een hand op zijn holster? Wijsneuzige Buitenlander Gedecimeerd Door Boze Menigte, stel ik me de krantenkoppen voor.

Dan splijt het gezicht van de barvrouw uiteen in een brede grijns. Wat begint met een verstuikte grinnik gaat over in een slappe-lachexplosie. ‘Hejje dat? Dat is het lolligste da’ik ooit heb geheurd! Bubba. Bubba! Hejje dat geheurd?’ Ze heft een hand om me over de bar te feliciteren; met de andere veegt ze een traan van haar wang. ‘Als een huwelijk! Ik blief er nog in!’ Ik kijk om me heen, beduusd, kloppende angstblaren. Iedereen lacht weer – voorlopig, tenminste. We bestellen nog een drankje. Ik ben niet op zoek naar jullie respect, heuj; ik wil gewoon dat jullie me een beetje mogen.