Thursday, April 22, 2010
Breakfast in Bed
Breakfast in Bed – UB40 & Chrissie Hynde
Of, altijd fijn: Breakfast in Bed – Dusty Springfield
Roland’s Navajoland Tours / Bed & Breakfast. Het bord en de uitgewoonde terreinwagen in de voortuin verraden met welke van de twee de eigenaar zich liever bezighoudt. We zijn gewaarschuwd. Maar ja, denken we, iedereen moet ooit gaan slapen – zelfs Roland. Mijn vriendin Silke en ik hebben de hele dag door Utah gereden; we zijn vanochtend uit Moab vertrokken en achtereenvolgens door Arches National Park, Dead Horse Point State Park, The Valley of the Gods, Goosenecks State Park, and Monument Valley naar het zuiden gekilometerd. Hoewel ons ad-hoc reisschema vanochtend nog dicteerde dat we het helemaal tot aan Grand Canyon zouden halen, zijn we blij om in Kayenta, Arizona te stoppen om te overnachten – ik ben serieus licht in mijn hoofd van de totaaloverdosis aan indrukken die zo ergens tussen Delicate Arch en de Drie Gezusters ongenadig insloeg. We zijn in Navajoland, en we zijn er klaar mee.
En zo kwamen we dit nogal melancholieke bord tegen, in deze nogal melancholieke voortuin in dit nogal melancholieke stadje. Ik stel me voor hoe Roland dit bord ooit heeft neergezet als kleurrijke lokroep aan reizigers van overal en nergens; vandaag staat het er vooral erg moe bij. Het oogt alsof het naar huis wil, opkrullen in bed en zijn laatste adem uitblazen. Nadere inspectie leert dat dit bord waarschijnlijk nooit een kleurrijke lokroep is geweest, voor geen enkele reiziger van waar dan ook, maar ergens tussen de uitgebrande bus op het terrein en de blauwogige husky op de veranda houdt het deze gare tuin dapper bijeen. Ik vind het bord wel wat. Silke weet het nog zo net niet.
Ik word er dan ook op uitgestuurd om binnen te vragen of Roland nog een kamer vrij heeft. De hond slaat haar staart twee keer hard en dof op de veranda. Mensen binnen zouden moeten horen dat ik eraan kom. Ik open de hordeur in de verwachting van een vestibule, of op zijn minst een halletje, maar in plaats daarvan struikel ik rechtstreeks een woonkamer binnen waar twee mannen en een vrouw gefascineerd naar een Spaanstalige soap zitten te kijken op de grootste LCD tv die ik ooit heb gezien. Als de Mormoonse kolonisten zich hadden toegelegd op het ontwikkelen van electronica in plaats van, nou ja, op het koloniseren van Indiaans gebied, dan nog zou deze tv vandaag niet groter zijn.
‘Uhhh… Hallo, goeiemiddag,’ stotter ik, licht van mijn stuk van al deze inbreuk op privacy. De vrouw kijkt om en lacht, verbaasd maar vriendelijk. De mannen tillen even een wenkbrauw op en concentreren zich dan onmiddellijk weer op de tv. Niemand staat op. ‘Hallo, ik vroeg me af of u nog een kamer voor twee heeft voor vannacht?’ De grotere van de twee mannen kijkt nog een keer op – zijn donkere blik schiet rechtstreeks naar de slechter verlichte plekken in mijn ziel. ‘Wat?’
‘Ja, nou, ziet u… Volgens het bord in de tuin… U bent een Bed & Breakfast, toch?’ probeer ik.
- ‘Oh ja?’ vraagt de man. Dat moet Roland zijn.
- ‘Uhh, ja, super, ik bedoel, ik hoop dat u nog een kamer heeft?’ Ik zak weg in het drijfzand van deze woonkamer, en hoe meer ik tegenstribbel, hoe sneller ik kopje onder ga. De man lijkt niet van zins om een eind te maken aan mijn misère. De vrouw kokhalst lang en luidruchtig, laat dan tot haar eigen opluchting een enorme boer en glimlacht nog eens naar me. De kleinere man graait een lusteloze handvol uit een grote zak met popcorn. De weeë geur van lauw-gesmolten boter golft door de kamer. Hij staart onbewogen naar het scherm, waar een hoogaantrekkelijk stel blijkbaar slecht nieuws heeft ontvangen: de bevroren wanhoop op hun gezicht duurt tot het beeld op zwart gaat en dan naar de reclame.
‘Je wou een kamer?’ De lange man springt op en staat in een verrassend katachtige beweging voor me. Zo van dichtbij is hij echt behoorlijk groot. Ik moet met mijn hoofd in mijn nek om hem in de ogen te kunnen kijken. Zijn grijze paardestaart reikt net zover over zijn rug als zijn boomstammen van armen in mijn verbeelding reiken om een zwarte beer bewusteloos te knijpen, of bijvoorbeeld een massief marmeren wasblok op te tillen en door het raam van een gesloten inrichting te gooien. Ik knipper met mijn ogen. Hij niet. ‘Ja heel graag, voor twee personen. Het liefst met twee losse bedden!’ Hoe slechter ik me op mijn gemak voel, hoe gezelliger ik word.
- ‘60 dollar,’ zegt Roland.
- ‘Uhhh, okee…’ zeg ik. ‘Heeft u WiFi?’
- ‘Huh?’ Roland klinkt noch oogt perplex, maar iets in de manier waarop zijn schaduw van vorm verandert op mijn gezicht zegt me dat hij geen idee heeft waar ik het in godsnaam over heb, maar dat hij ervan uitgaat dat het slecht is en gevaarlijk – zoals een razendsnel om zich heen grijpende bosbrand misschien.
- ‘Internet, heeft u hier een internetverbinding?’ leg ik uit. Roland staart terug.
- ‘Ze bedoelt voor de computer,’ schiet de vrouw me onverwacht te hulp. ‘En nee, we hebben hier geen internet, maar je kunt meeliften op de draadloze verbinding van de buren.’ Ze draait zich weer naar man. ‘Roland, laat de dame haar kamer zien.’
- ‘We doen hier niet aan ontbijt,’ zegt Roland – hij heeft ooit, vroeger, vast lang en hard nagedacht en besloten dat ‘Bed & Breakfast’ net wat gezelliger klinkt dan ‘Bed & Rot Op’ – en daarmee is de kous af. Ik hobbel achter hem aan de gang in, naar onze slaapkamer voor vannacht. Aan de muur, in de vorm en afmeting van een van die tegeltjes die je wel ziet aan de muur bij gezellige mensen, met teksten als Oost West Thuis Best of Uit Gouden Koorenaaren Schiep God De Beekenaren, hangt een bordje. Zie Ik Eruit Alsof Ik Van Mensen Hou?! staat erop.
Tot verveeld vermaak van het drietal slepen we onze koffers naar binnen, en vragen op weg naar buiten om een kamersleutel. Daar moeten ze alle drie erg hard om lachen – hoewel de vrouw zichtbaar haar best doet om haar milde minachting niet te laten merken. ‘Waar hebben jullie een sleutel voor nodig?’ zegt ze. ‘Jullie hoeven niet af te sluiten. Wij zijn de enigen hier.’ Met die gedachte in ons achterhoofd duiken we Kayenta in voor voedsel en vermaak. We komen er al snel achter dat Roland zijn voortuin zomaar eens de sprankelendste plek in de stad en daarbuiten kon zijn. Maar dan stuiten we op een piepklein bioscoopje aan het eind van een piepklein winkelcentrum. Vanavond: Date Night en Green Zone, allebei over een goed half uur. We stemmen voor Date Night, maar eerst snel eten in het Amigo Cafe.
Ik stort me op mijn enchilada; Silke toont iets meer waardigheid terwijl ze haar fajitas decimeert. Vijf minuten na het officiële startsignaal van Date Night zijn we terug bij de bios. Het meisje achter de kassa kijkt op en zegt: ‘Jullie zijn te laat.’
- ‘Ja,’ zegt Silke, ‘inderdaad, maar mogen we er toch nog in? We vinden het niet zo erg om de voorstukjes te missen.’
- ‘Sorry, maar Date Night draait vanavond niet. We hebben zojuist ook al twee mensen weggestuurd die te laat waren. En nu zijn jullie de enige twee die ‘m willen zien – en wij hanteren een minimum van 4 bezoekers voordat we een film draaien,’ zegt het meisje. Op Silkes voorstel dat we 4 kaartjes kopen zodat aan de minimumomzet is voldaan, rolt het meisje met haar ogen. ‘Ik weet niet zeker of dat wel kan,’ zegt ze. Maar ze bedoelt: Klote stadsvolk, dat komt hier met d’r gedrag en dan denken dat ze zich overal wel uit kunnen kopen. Nou, vanavond niet. Silke, de eeuwige reporter, laat zich niet van de wijs brengen. ‘Laten we samen uitzoeken of dat kan. Is je manager in de buurt?’ Het meisje rolt nog harder met haar ogen, zucht omstandig en pakt dan een walkie-talkie. ‘Shelley? Ik heb hier twee… mevrouwen, en die willen 4 kaartjes kopen voor Date Night zodat we de film draaien. Ik heb al gezegd dat ze te laat zijn.’
Twee minuten later klautert een ander meisje, niet veel ouder dan een jaar of 15, van achter een gesloten deur de lobby in, zichtbaar niet op haar gemak bij het zien van onze twee verwachtingsvolle gezichtjes. ‘Nou, kunnen jullie de film draaien als we 4 kaartjes kopen?’ dreunt Silke. Het meisje deinst terug, maar houdt voet bij stuk. ‘Nee, het spijt me vreselijk, maar daar kunnen we niet aan beginnen. U bent te laat.’
- ‘Nou, dat moet niet zo veel uitmaken, aangezien we de enige klanten zijn die de film willen zien – toch?’ Silke pauzeert even om het meisje de kans te geven om in te stemmen. Maar nee. Het meisje legt omstandig uit dat ze echt geen uitzonderingen kunnen maken want als ze daar aan beginnen dan lopen de bewoners van Kayenta morgen de zaal plat om allemaal hun eigen privévoorstelling te eisen en we kunnen ons vast wel voorstellen dat dan het einde zoek is. Dat kan niet de bedoeling zijn! We kijken om ons heen. Er staan precies 10 man in de bios – inclusief wij twee en vier man personeel. De hele stad en alle koeien van Kayenta bij elkaar kunnen met alle wil van de wereld het toilet van deze bios nog niet platlopen. We gaan dan maar naar Green Zone, op een scherm zichtbaar kleiner dan Rolands tv.
De film is niet slecht, maar na een half uur zit ik mezelf af te vragen waarom Jason Bourne bij het gewone leger is gegaan; ik mijmer hoe ik van los, uit-de-hand camerawerk altijd een beetje misselijk word en dan weet ik ineens op zeker dat ik het eind van de avond niet ga halen zonder spuit te kotsen.
Ik red het tot aan Rolands B&B, waar ik zo beleefd mogelijk mijn knieschijven eruit kots naast het linkerachterwiel van zijn terreinwagen. Stendhall, ik heb last van Stendhall-effect, ik weet het zeker – mijn onderontwikkeld gevoel voor schoonheid is simpelweg te zeer vervuld van de pracht van alle natuur die we vandaag gezien hebben. Het moet wel Stendhall zijn. Silke denkt dat het misschien de enchilada was. Of de twee zakken Twizzlers die ik in plaats van lunch heb opgeknaagd in de loop van de dag. ‘Wist je dat mannen onvruchtbaar kunnen worden als ze te veel van die shit eten!’ informeert ze wanneer ik even omhoog kom om adem te halen. Ik had geen idee.
Roland’s huis zag er vanaf de weg donker en verlaten uit, maar als we door de tuin naar het huis klauteren komt ons gedempt gelach tegemoet. Ik verwacht half en half dat we Roland en de vrouw horlepiepend in de woonkamer gaan aantreffen, onze onderbroeken op hun hoofd als frivole kanten feesthoedjes, terwijl de tweede man iets kunst- of handwerkerigs aan het doen is met onze paspoorten. Maar nee. Roland en zijn vriend zitten nog steeds tv te kijken op de bank waar we ze hebben achtergelaten, alleen nu niet naar een soap maar naar een basketbalwedstrijd. Ze vloeken, schrapen hun keel, boeren, kokhalzen en lachen dat het een lieve lust is; ze hebben het reuze naar hun zin. Ze knikken kort in onze richting als we ze een fijne avond wensen.
Ik zet in op een hete douche om te hergroeperen. Als ik de kraan aanzet, vloeit koud water een minuut of wat rijkelijk uit de tap – en droogt dan op naar een woestijnstraaltje. Ik trek mijn kleren weer aan, steek mijn hoofd om de hoek van de woonkamer en draal daar wat tot de eerstvolgende reclamepauze voordat ik de mannen stoor. Johnny Cash zijn moeder leerde hem misschien dat hij een brave jongen moest zijn en niet met geweren moest spelen; aan de andere kant van de wereld drukte mijn mijn moeder mij dit op het hart: eerst netjes vragen voordat je ergens aan zit dat niet van jou is, en altijd beleefd zijn. (En te allen tijde schoon ondergoed aan voor het geval je onder de bus komt op weg naar school – waar ik vandaan kom worden ambulances voor verkeersslachtoffers blijkbaar onmiddellijk afgeblazen als er ook maar een vermoeden bestaat van remsporen.)
Dus ik wacht tot de reclame en zeg: ‘Pardon meneer, ik geloof dat de douche het niet doet. Zou u zo vriendelijk willen zijn om even te komen kijken?’ De mannen kijken naar me alsof ze iets vaag onaangenaams ruiken – de weeë geur van lauw-gesmolten popcornboter misschien. ‘Ik doe misschien iets niet helemaal goed,’ voeg ik eraan toe.
- ‘Dat lijkt mij ook,’ zegt Roland, maar dan haalt hij zijn schouders op en taalt naar de badkamer om de douche te temmen naar een gehoorzame, ferme hete straal. Als we de volgende ochtend bij het aanbreken van de dag wegrijden, is er geen spoor meer te bekennen van mijn spuitkots van de vorige nacht. De aarde heeft zich geopend en alle resten opgeslokt, haar gevoel voor schoonheid niet in het minst onder de indruk van mijn bijdrage aan de natuur. We zijn tenslotte in Navajoland.
Subscribe to:
Posts (Atom)